Het personage merkt een lang, verslechterend geel gebouw op in de verte die voor hem ongebruikelijk lijkt. Het lijkt te oscilleren tussen stevigheid en onzekerheid, waardoor een effect ontstaat waardoor het bijna levend aanvoelt. Deze vreemde sensatie van de structuur fluctueert hem intrigueert, omdat het een visie presenteert op iets meer dan alleen een gebouw.
Deze pulserende kwaliteit suggereert een organische of dynamische aard, waardoor hij de essentie van de realiteit om hem heen in twijfel trekt. De perceptie dat het gebouw een leven heeft, roept diepere filosofische reflecties over het bestaan en stabiliteit op, thema's die vaak worden onderzocht in het werk van Philip K. Dick.