Nu was constipatie een heel andere zaak ... het zou vreselijk zijn voor de hele wereld om te weten over problemen van die aard. Ze had vreselijk spijt voor mensen die aan constipatie leden, en ze wist dat er veel waren die dat deden. Er waren waarschijnlijk genoeg van hen voor een politieke partij - misschien met een kans op overheid - maar wat zou zo'n partij doen als het aan de macht was? Niets, dacht ze. Het zou proberen wetgeving aan te nemen, maar zou falen. {P, 195}
(Now constipation was quite a different matter...It would be dreadful for the whole world to know about troubles of that nature. She felt terribly sorry for people who suffered from constipation, and she knew that there were many who did. There were probably enough of them for a political party - with a chance of government perhaps - but what would such a party do if it was in power? Nothing, she imagined. It would try to pass legislation, but would fail. {p, 195})
Het personage reflecteert op de kwestie van constipatie en beschouwt het als een diep privé -strijd waarmee mensen worden geconfronteerd. Ze voelt empathie voor degenen die aan deze aandoening lijden en erkennen dat het een veel voorkomend probleem is dat veel individuen treft. Ondanks het potentiële aantal van degenen die getroffen zijn, beschouwt ze humoristisch het idee dat ze samen een politieke partij vormen om hun toestand aan te pakken.
Ze twijfelt echter aan de effectiviteit van een dergelijke partij. Ze stelt zich voor dat zelfs als ze erin slaagden politieke macht te krijgen, hun inspanningen uiteindelijk zouden leiden tot wettelijke falen. Dit duidt op een gevoel van ontslag aan de beperkingen van politieke oplossingen bij het aanpakken van persoonlijke gezondheidsproblemen, wat het maatschappelijke stigma rond dergelijke particuliere zaken benadrukt.