De criticus is op één afstand een genie; hij lijkt op een acteur op het toneel en incarneert in zijn geest, zoals de acteur in zijn persoon, het werk van iemand anders belichaamt; alleen zo begrijpt hij kunst, realiseert hij het, kent hij het; en nu hij dit heeft bereikt, is zijn taak volbracht.
(The critic is a genius at one remove; he is not unlike an actor on the stage, and incarnates in his mind, as the actor embodies in his person, another's work; only thus does he understand art, realize it, know it; and having arrived at this, his task is done.)
Dit citaat benadrukt de nauwe relatie tussen critici en makers, en benadrukt dat critici het werk effectief in hun geest 'belichamen' om kunst echt te begrijpen en te waarderen. Het suggereert dat echt inzicht in kunst voortkomt uit een meeslepende en empathische betrokkenheid, vergelijkbaar met acteren, in plaats van afstandelijke analyse. Critici fungeren als tolken en brengen de essentie van een stuk aan het licht door middel van mentale belichaming, wat op zijn beurt een rijker begrip en waardering mogelijk maakt. Het verwijst ook naar het delicate evenwicht dat critici moeten handhaven: apart staan om te evalueren, maar toch mentaal de kunst bewonen om dat op een zinvolle manier te doen.