Toen Švejk vervolgens het leven beschreef in het gekke asiel, deed hij dit in uitzonderlijk eulogistische termen: 'Ik weet echt niet waarom die leningen zo boos worden als ze daar worden gehouden. Je kunt naakt op de vloer kruipen, huilen als een jakhals, woede en bijten. Als iemand dit ergens op de promenade zou doen, zou mensen verbaasd zijn, maar er is het meest voorkomende of tuin -ding om te doen. Er is daar een vrijheid waar Socialisten nooit van hebben gedroomd.
(When Švejk subsequently described life in the lunatic asylum, he did so in exceptionally eulogistic terms: 'I really don't know why those loonies get so angry when they're kept there. You can crawl naked on the floor, howl like a jackal, rage and bite. If anyone did this anywhere on the promenade people would be astonished, but there it's the most common or garden thing to do. There's a freedom there which not even Socialists have ever dreamed of.)
In Jaroslav Hašek's 'The Good Soldier Švejk', reflecteert het personage Švejk met een verrassend gevoel van waardering op het leven in een gekke asiel. Hij merkt de vrijheid op die aan de gevangenen wordt geboden, waar onconventioneel gedrag zoals kruipen, huilen of woedend worden geaccepteerd. Deze observatie benadrukt het contrast tussen de bevrijdende sfeer van het asiel en de beperkende normen van de samenleving, wat suggereert dat ware vrijheid ligt in afwezigheid van maatschappelijk oordeel.
Švejk's opmerkingen over het asiel onthullen een dieper commentaar op de aard van waanzin en maatschappelijke verwachtingen. Hoewel mensen buiten het asiel geschokt kunnen zijn door dergelijk gedrag, is het binnen de instelling gemeengoed en zelfs bevrijdend. Zijn eulogistische beschrijving houdt in dat er een zekere schoonheid is om ongeremd te zijn door maatschappelijke normen, te wijzen op de absurditeit van sociale conventies en de grenzen die ze opleggen aan individuele expressie.